Het is gelukkig lente en daarom al een stuk lichter en warmer als ik rond een een uur of acht 's avonds de sleutel in het slot friemel om toegang te krijgen tot het domein van Theo's Mechanic Ape in De Villa aan de Alexander Gochelweg; dat duurde in de donkere winterdagen wel aanzienlijk langer en meestal ontstak ik dan met mijn door kou verstijfde linkerhand, zacht in mezelf mopperend bij het opschudden van de sleutelbos, het dankbare minuscule LED-lantaarntje dat destijds op geheimzinnige wijze door een van de apen aan mijn capuchon-koord bevestigd is geworden, om vervolgens in puur blauw licht met mijn eveneens verstijfde rechterhand de met moeite gevonden sleutel te plaatsen. Eenmaal binnen was ik een merkwaardige kleur-ervaring rijker: het pure blauw dat nog op mijn netvlies na-zindert moest plaats maken voor een diep maar schemerig rood licht dat vanuit de toiletruimte de vage contouren van de kelderruimte onthulde.
De kelderzaal, ja, daar gebeurt op gezette tijden veel op het gebied van wat ik maar noem 'experimentele underground sound-sessies' , het soort muziek of liever: klankenspel, dat niet bepaald toegankelijk meer is voor niet ingewijde 'only-pop-music-willing-ears' . De hier en daar manshoog opgestelde, uit multieplex gezaagde en op een voetstuk geplaatste, witgeschilderde soldaat-figuren met geweer in aanslag lijken daarbij als stille wachters de toon te markeren dat hier koste wat kost het recht wordt verdedigd om vrije klankexpressies uit te voeren die niets meer van doen lijken te willen hebben met wat gemiddeld onder 'gangbare muziek' wordt verstaan; nee, op deze plaats moet het mogelijk zijn het totale universum in 'klanken' te verbeelden. Vanaf het zachtste elektronische gemurmel tot en met oorverdovende geluidsbombardementen en alles wat er zich tussenin bevindt, leeft hierin het 'vrije concept' als het kloppend hart van de nog ongekende Muze. En dat is maar goed ook anders zou ik er niets aan vinden, leve de vrijplaats Vrij Haven!
Het treft bovendien want half in het donker ontwaar ik nu in de zaal enkele tafels waarop bont bekabelde apparatuur te zien is met op de vloer kleurige tapijten en aanvullend instrumentarium : er gaat vanavond beslist weer iets gebeuren denk ik.
Enfin, nog met m'n mouw hakend aan een geweerloop wurm ik me langs de rij witte statue's om de gang te betreden die naar de twee kamers van de Mechanics leidt en hoor opgewonden stemgeluiden. Wat nu weer? Het plan was in alle rust verder te werken aan mijn website (een voor mij verschrikkelijk grote klus waarbij Rein en Detlef me gelukkig helpen om door de bomen het bos te blijven zien) en dat lijkt, met de performance in het vooruitzicht, onwaarschijnlijk. Het is even stil als ik, na een stevige tik met de sleutel, de deur opendraai en vier gezichten mij aankijken als ware het dat zij poseerden voor Rembrandt's Staalmeesters.
In het 'reeds aardig mistige' maar overigens keurig opgeruimde en verwarmde kamertje walmt een vermengde geur van rook, weed en darkroasted coffeepads me tegemoet en alleen het gereutel van het koffieapparaat is hoorbaar als mijn blik op de centrale tafel valt.
“Aaaaahh, jullie hebben de knikkerrolbaan opgesteld!!” kreet ik uit, waarmee ik doel op het gigantische pakket onderdelen (voor een luttele veertig euro) dat Rein een week geleden elektronisch bestelde en nu als imposante installatie op de tafel staat te pronken; op een zwart grondvlak van een kleine meter staan een tiental verticale draag-assen; daaraan is door Detlef en Rein, met chirurgische precisie en ontelbaar aangebrachte klemmetjes, een vijftig cm hoog, uitgebalanceerd, spiraalvormig, horizontaal aflopend railsysteem gefixeerd. Dit was dus het vermeende onderwerp van commotie; ik verheug me al over het schouwspel dat dat zal kunnen opleveren!
Na korte groet en wedergroet van de vier aanwezigen: deze keer Rein, als gewoonlijk geconcentreerd achter de computer; verder zie ik Detlef die nog iets aan het railsysteem peutert en Don die, zwaar onderuitgezakt op een stoel hangend, zijn aandacht op Hendrik gericht houdt.
Viola, Hendrik, onze Belgische vriend, heb ik al een tijd niet had gezien, zit nu met een ietwat aangeslagen uitdrukking op zijn gezicht in het hoekje. Het gekrakeel wordt direct hervat: dat gaat duidelijk niet over de knikkerbaan zo te horen dus vraag ik Hendrik maar wat er dan aan de hand is. “Tja Ruud, ik heb helaas geen leuk bericht” introduceert Hendrik plechtig, “Jij kent toch DJ Damas. nog wel? Damas van Wagtendonk, je weet wel, die was hier vorig jaar zomer nog, samen met Lisa, plaatjesruiter op het grote Mechanische Ape Feest! Wel..... die heeft zelfmoord gepleegd!”
Het is weer even, maar nu beklemmend stil totdat hij zuchtend vervolgt: “Hij is amper vierendertig geworden!”. Hendriks mondhoeken pruilen aanzienlijk naar beneden als hij mij dit bericht met gepaste ernst heeft toevertrouwt. “Wat?!”, kan ik na enig nadenken nog uitbrengen, “Die? Ik herinner me nog dat ik samen met Jill ( graffiti-artiest die ik al lang ken en vriend van Damas) en Carola nog uitgebreid en vrolijk met hem hebben staan babbelen! Ik ken hem verder persoonlijk niet zo goed, hij is van een jongere generatie maar ik heb destijds een paar optreden van hem ... Mijn overpeinzing wordt wreed onderbroken doordat op dat moment een stalen kogel met ketsend geluid de tafel afschiet om vervolgens langzaam voor onze voeten uit te rollen op het donkerbruine grondtapijt; ongewild roept Detlef 's mislukte try-out (die intussen stug door had zitten sleutelen en een eerste vijftal knikker voorzichtig handmatig invoerde) spontaan een cliché -matige metafoor in me op: 'Het leven is tegenwoordig als een overvolle knikkerbaan: het gaat om de knikkers en het spel en wie zich daar goed in vinden kan, die redt het wel! Zo niet? Geen gewonnen buit? Die rolt er helemaal naast en.... ligt er dus uit!'
Misschien niet 'direct' een realistische metafoor aangaande Damas, maar wat mij betreft plaats ik deze trieste daad wel in het decor van onze, in recessie verkerende, hedendaagse vrije oorlogs-economie, pardon, vrije markt-democratie of, nog beter, het door ons gemiddeld zo volprezen democratische westen: helaas niet bepaald meer een paradijselijk oord voor beginnende, professionele of nog zoekende kunstenaars die daar beslist andere denkbeelden over hebben en die daar ook vorm aan willen geven; die hun tijd, geest en vaardigheid liever in armoede en eenzaamheid besteden aan het met pijn en moeite verleggen van hun eigen grenzen, om tot dat ene momentje van extase, dat ene momentje van ongekende en onbegrensde mogelijkheden en inspiraties te geraken! Nee, die moeten resoluut ontknikkerd, sorry, moeten het jammer genoeg ontgelden of, treffender: moeten het met hun kunst maar beter zonder subsidiegeld, zelfstandigenaftrek, stipendia of studiebeurs voor elkaar zien te boxen of, in het aller-ergste geval: “bekijk het maar, ga je knikkers maar met nuttige arbeid verdienen!” Je hoort Wilders al bijna letterlijk fulmineren.
We praten er met z'n allen nog even over na en als de discussie, inmiddels moeiteloos overgegaan op politiek, z'n hoogtepunt dreigt te bereiken in het op Don's welbekende gil-niveau uitgebraakte: “Ik zweer het je, we worden allemaal gigantisch belazerd!!”, horen we de eerste elektronische geluiden al uit de nabije zaal komen en besluit Hendrik: “Kom op jongens, het gaat beginnen, laten we gaan”.
Het is natuurlijk onmogelijk alle acties en de bijna transcedente ervaringen, die je tijdens dergelijke voordrachten kan ondervinden, onder woorden te brengen, het is daarvoor te abstract, te indi-vidueel, daar moet je zelf bij aanwezig zijn, maar laat ik zeggen dat ik mezelf dan even in de vijfde dimensie waan: er is weer even emotioneel psychische ruimte! Het inspireert! “En daar gaat het om! God zij dank dat er nog pioniers over zijn!”, gaat mijn gedachte als ik (helaas vroeg vertrekkend omdat de arbeidsdag morgen weer vroeg begint) mijn fiets in het donker ontgrendel. Tjeeses, wat is dat nou weer!? Ik donder bijna achterover op het granieten bordes van schrik als plotseling, bij de eerste aanraking van m'n fiets, een flitsend licht vanaf mijn voorband de directe omgeving in afwisselende kleuren zet. Dondejuuu! Hebben ze me weer te pakken! Vast Detlef! Want die is pas nog in Thailand geweest en alleen daar hebben ze van dit soort nieuwigheidjes die je op het ventiel kan plaatsen. “Tjonge jonge jonge”, hijg ik hardop als ik even later mijn fiets, nu werkelijk een kermismolen op wielen, voorzichtig de zandplaat voor de villa opdraai om de tocht naar huis te aanvaarden. “Hai Natasja” begroet ik het passerende slanke silhouet dat, verrast door de lichtexplosies, al zwaaiend naar mijn voorwiel gebaard. “Tja, kunnen ze me ook van opzij zien hè!” verontschuldig ik me enigszins en terwijl ik de fiets moeizaam over het rulle zand sleep denk ik woedend: “We laten ons niet kisten door die politieke pokke-sofisten! We laten ons niet kisten!!